Illusies
Over bevrijding uit de doolhof van destructieve emoties
Ingeborg Bosch
De schrijfster geeft in dit boek een vernieuwende kijk op heftige emoties. Ze begint daarvoor bij de kindertijd. Als klein kindje waren we afhankelijk van de zorgen van onze ouders. Omdat onze ouders niet perfect waren, gebeurde er soms iets naars, terwijl er niemand kwam om je te troosten. Je was doodsbang. Je kon er niet aan ontsnappen, je was afhankelijk. Toen splitste het bewustzijn zich:
– één deel met de bedreigende, pijnlijke waarheid dat je niet kunt krijgen wat je eigenlijk hard nodig hebt;
– het andere deel van het bewustzijn is zonder deze pijnlijke waarheid: er is niets aan de hand. Door dit laatste deel van het bewustzijn kon je als kind overleven, lachen en spelen; zelfs als er zware omstandigheden waren zoals zware mishandeling, seksueel misbruik of verwaarlozing.
Daarna bouwde je een muur van afweer op, waarmee je kon zorgen dat deze bedreigende waarheid werd ingekapseld: een soort van betovering door een illusie. Deze muur van afweer begint bij de meeste kinderen als ze ongeveer anderhalf jaar zijn. Als kind was dit allemaal zeer nuttig en van levensbelang, maar als volwassene is het destructief. Als je als volwassene door iets getriggerd wordt, kun je acuut in je afweer gaan en roep je de oude illusie weer op. Je merkt dat aan je lichaam door bijvoorbeeld hartkloppingen, spanning, paniek. Het lijkt alsof de tijd stilstaat en je ervaart hetzelfde als toen je kind was:
– Je hebt het gevoel dat er urgentie is;
– Je lijkt geen keuze te hebben;
– De ander wordt ervaren als machtig;
– Er is ongelijkwaardigheid;
– Het blijft altijd zo;
– Niemand geeft om mij.
In het boek komen achtereenvolgens de volgende afweermechanismen aan de orde: angst, primaire afweer, valse hoop, valse macht en ontkenning van behoeften. In deze boekbespreking beperk ik me tot een beschrijving van deze thema’s; het boek gaat hier dieper op in en beschrijft ook wat eraan te doen is.
Angst is vooral lichamelijk van aard. Je wilt jezelf redden, vluchten. (In angst zit een beetje hoop: vluchten helpt). Die hoop is onterecht als het een oude pijn is, want datgene wat gebeurd is, is voorbij. Als er sprake is van angst zonder oorzaak in het hier en nu, is dit altijd afweer tegen het naar boven komen van de oude waarheid. Het is dus niet de oude pijn zelf. De essentie van angst is ‘hoop’. Als vluchten echt niet meer kan, verliest angst zijn functie; dan is
verdoving op zijn plaats.
Primaire afweer is het eerste dat het kind leerde als afweer tegen de angst. ‘Ik krijg niet wat ik nodig heb, omdat er iets met mij mis is: ik deug niet; het is mijn schuld; ik kan het niet.’ Primaire afweer is een pijnlijke afweer: als het aan mij ligt, hoef ik niet onder ogen te zien dat mijn verzorgers fout zijn.
Als volwassene kan deze afweer later leiden tot zware gevoelens van machteloosheid, uitzichtloosheid, apathie, schaamtegevoelens, depressiviteit. ‘Zonder mij is iedereen beter af’, met als mogelijk gevolg: zelfmoord, drank, drugs. Niets heeft zin, passiviteit. Primaire afweer is een dubbele illusie:
– de aandacht gaat naar mijzelf, in plaats van naar degene die mij het leed aandoet en
– de aandacht gaat naar het heden, in plaats van naar het verleden.
Deze afweer werkt goed, maar is zó pijnlijk, dat er een volgend schild van twee soorten afweer gevormd wordt: de valse hoop en de valse macht. De eerste is ‘als ik maar verander’ en de tweede is ‘als de ander maar verandert’.
Valse hoop is een reddende engel om die pijnlijke primaire afweer niet te hoeven hebben. Valse hoop is de illusie dat je toch nog kunt krijgen wat je nodig hebt, als je maar beter je best doet: aardiger bent, slanker bent, een titel haalt, zorgt dat anderen tevreden zijn, etc. Dit is dus ontstaan uit de illusie dat er iets mis is met mijzelf en dat ik daar misschien iets aan kan doen. ‘Als ik wél deug, kan ik wel aan de verwachtingen van de ouders voldoen en zal ik krijgen wat ik nodig heb.’ De hoop is vals, omdat onze ouders de behoeften niet kunnen vervullen (zij zijn ook slachtoffer). Elke poging is dus gedoemd om te mislukken. Valse hoop geeft aanvankelijk een prettig gevoel, een kick; dat geeft telkens weer hoop. (Als ik mezelf opoffer, dan … . Als ik alles perfect doe, dan… .) Je bereikt je doel echter nooit, want het is nooit voldoende. Dit zorgt weer voor het activeren van de valse hoop om het volgende doel te bereiken. Valse hoop kan later leiden tot stressziekten, chronische slapeloosheid, dwanggedachten.
Valse macht is, net als valse hoop, ook een reddende engel tegen de pijnlijke primaire afweer. Het is de illusie dat je wel kunt krijgen wat je nodig hebt, als de ander maar verandert. De ander is fout, slecht, dom, irritant, schuldig, etc, terwijl jijzelf wél deugt. Valse macht voelt, net als valse hoop, tijdelijk prettig. Je bent ervan overtuigd dat je het slachtoffer bent van de ander. Gevoelens van superioriteit, irritatie, woede, razernij kunnen het gevolg zijn.
Er is de illusie dat ik het weet, dat ik gelijk heb, dat mij niets te verwijten valt en dat de ander fout is. Dit geeft een gevoel van macht of kracht: ik ben niet fout, ik ben niet kwetsbaar, ik heb gelijk, etc. Valse macht kan later leiden tot cynisme, jaloezie, kritiek op je partner, sadisme, etc.
Ontkenning van behoeften is de buitenste afweerlaag. Het is ontstaan door een vroeg niet-vervulde behoefte. ‘Het is helemaal niet erg dat ik niet krijg wat ik nodig heb… ik heb niets nodig, ik ben niet kwetsbaar, ik ben niet behoeftig.’ Als volwassene raakt de levensenergie gestagneerd. Vaak zie je deze afweer bij analytisch ingestelde mensen. Ontkenning van behoeften is te herkennen aan uitstellen, vermijden, ‘alles best vinden’, veel vergeten (niet opslaan, het leven gaat langs je heen), moeilijk verantwoordelijkheid kunnen nemen, niets is urgent of belangrijk. Passie en emotionele intimiteit ontbreken.
Hevige emoties die ontstaan zijn door een of meerdere van bovenbeschreven afweermechanismen, kunnen volgens de schrijfster stap voor stap worden aangepakt door het boek te bestuderen of door haar ‘Past Reality Integration (PRI) therapie te ondergaan. Dit vraagt een weg van zelfobservatie van datgene waardoor je getriggerd wordt en van het beleven van de oude pijn. Pas dan kun je de afweer omkeren en je gedrag veranderen. Je krijgt dan een verandering van denken, voelen en gedrag. Een goed lichaamsbewustzijn helpt om dit proces goed te doorlopen en niet de ene afweer te vervangen door de andere.
Tineke, juni 2011